maandag 4 juni 2007

De taalkundigen hebben het gedaan



Geen gemakkelijker mikpunt van spot dan de taalkundigen. Zelfs de meest serieuze taalcolumnisten kunnen de neiging soms niet bedwingen om af te geven op de wetenschappers die zich met de taal bezighouden. Zie de meest recente aflevering van de rubriek Woordhoek van Ewoud Sanders.


Sanders hanteert een beproefd recept, dat ook veelvuldig door de ergste taalcritici wordt toegepast: humor. Zet een aantal enormiteiten op een rij, en je scoort gegarandeert punten. Feiten checken is nergens voor nodig, het gaat immers niet om de feiten maar om het effect.
Ik zie eigenlijk niet goed wat de boodschap is van de aflevering, maar dat moet iedereen maar eens zelf nalezen. In elk geval geeft Sanders een aantal hilarische voorbeelden van automatische vertaling (althans, we moeten maar geloven dat die door computers zijn geleverd), en hij voegt er, in een ironische omkering, de opmerking aan toe dat het wel snel afgelopen zal zijn met de menselijke vertalers, want de machines kunnen het al bijna overnemen. Nee, dit is humor van de meest fijnzinnige soort, dat voel je onmiddellijk.


Waarom neemt de taalprof dan de moeite om hier iets over te schrijven? Waarom laat hij een duidelijk niet serieus bedoeld stukje niet lopen? Tja, misschien was dat verstandiger geweest. Maar diep in zijn hart is de taalprof natuurlijk een eigenwijze schoolmeester.


Het stukje van Sanders begint zo: Al aan het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw begonnen
taalkundigen te voorspellen dat teksten spoedig automatisch vertaald
zouden kunnen worden
. Dat is een opmerkelijke uitspraak, niet in de laatste plaats omdat in 1966 een vernietigend rapport verscheen van de Amerikaanse regering (het roemruchte ALPAC-report), dat de vloer aanveegde met de hooggespannen verwachtingen ten aanzien van de machinale vertaling. Na 1966 was er geen wetenschapper, laat staan een taalkundige, die hier nog zijn vingers aan durfde te branden. Het heeft decennia geduurd voordat het onderzoek weer enigszins op gang kwam. Als er ooit een tijd is geweest dat er in het geheel géén verwachtingen waren ten aanzien van automatische vertaling, dan was dat aan het eind van de jaren zestig.


De verwachtingen waren hooggespannen, om precies te zijn, vanaf 1949, toen een zekere Warren Weaver een memorandum schreef getiteld "Translation", waarin voor het eerst de mogelijkheid werd geopperd om teksten te vertalen met behulp van computers. Weaver was geen taalkundige, maar een wiskundige, die aangestoken was door het succes van de cryptografie in de Tweede Wereldoorlog onder leiding van de Britse Alan Turing (ook al geen taalkundige). Hij veronderstelde dat het automatisch vertalen van Russisch naar Engels eenzelfde probleem was als het breken van een geheimschrift, iets waarvan de eerste de beste taalkundige hem meteen had kunnen vertellen dat het een gedachte is die nergens op slaat.


In ieder geval liep de hele computerwereld zowat achter Weavers idee aan. Iedereen, behalve taalkundigen zoals Yehoshua Bar-Hillel, die in 1964 het meest geciteerde artikel over machinale vertaling schreef, waarin hij het probleem van de benodigde wereldkennis al in zijn volle omvang herkende, en waarin hij vaststelde dat het onwaarschijnlijk was dat computers dit probleem principieel zouden kunnen oplossen.


Ook de eerste Nederlandse computerlinguïsten, waarvan Hugo Brandt Corstius er een was, spraken al snel hun scepsis uit. Sanders vermeldt dit wel in zijn stukje. Hij schrijft letterlijk: Nog voordat de eerste commerciële vertaalprogramma’s op de markt waren, voorspelden deskundigen als Hugo Brandt Corstius dat het een stuk moeilijker zou gaan worden dan men dacht. Let op de formulering: Hugo Brandt Corstius wordt hier "deskundige" genoemd, geen "computerlinguïst", laat staan een "taalkundige".


Wat is dat toch met die opinies over "de taalkundigen"? Hebben ze ergens iets verkeerds gezegd? Is het de spelling, waar alle taalkundigen blijkbaar medeplichtig aan zijn, die zoveel kwaad bloed heeft gezet dat ze met terugwerkende kracht ook nog eens de schuld moeten krijgen van alle slechte vertalingen geproduceerd met hedendaagse computers? De taalprof ziet het allemaal met verbazing aan.

3 opmerkingen:

  1. Over Hugo Brandt Corstius gesproken: een tijdje geleden beluisterde ik een heel fijn interview met zijn dochter Aaf bij Radio Kunststof. Niet lang daarna zat Hugo in hetzelfde programma. Hier kun je beide uitzendingen beluisteren:
    Aaf: http://audio.omroep.nl/radio1/nps/kunststof/20070427-19.mp3
    Hugo: http://audio.omroep.nl/radio1/nps/kunststof/20070514-19.mp3
    In het interview met Aaf vind ik de anekdote geniaal waar zij vertelt dat haar vader naar eigen zeggen niets weet van het dagelijks leven en dat dat volgens haar klopt: "Die zit bijvoorbeeld de hele dag te kijken hoeveel woorden er in de Nederlandse taal zijn waar zes e's in voorkomen."

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @suzan: daar kan ik nog de apocriefe anekdote aan toevoegen dat Hugo Brandt Corstius vroeger zijn kinderen als computer zou hebben gebruikt door ze ieder een stukje van het woordenboek te laten doorspitten, op zoek naar bepaalde woorden of verschijnselen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. dat doet me denken aan "opperlans" van battus :o)

    BeantwoordenVerwijderen